Dit jaar heb ik nog weinig fietstochtjes in het weekend gemaakt.
Het was of te koud, of te nat, of te heet, of ik was ziek.
Nu ik vorige week ontdekte dat ik meer dan 20 km ook wel overleef, besloot ik een wens die er al heel lang ligt te gaan vervullen.
Maar toen werd de verwachting heet en nog heter.
Dus besloot ik vanmorgen in alle vroegte op pad te gaan.
Ik zat dus om kwart voor acht al op de fiets.
De heenweg koos ik voor een route met aan de ene kant de nog bijna lege snelweg en aan de andere kant wijds uitzicht.
Het laatste stuk reed ik over een heuvelend paadje door een bosstrook.
En toen was ik opeens al bij het stuw van Vilsteren.
De vorige keren dat ik er was liep ik, met de ogen strak op Annes rug gericht over de smalle brug.
Nu moest ik in m'n eentje m'n hoogtevrees overwinnen.
Ik zette de ondersteuning op z'n hoogst, richtte mijn ogen op een punt aan de overkant, en karde, zonder opzij of naar beneden te kijken, zo rap mogelijk de brug over.
Op de mooie troon gezeten deed het bruisende water mijn altijd drukke hoofd langzaam kalmeren.
Na een tijdje stak ik ook de brug over de sluis over, om aan de andere kant nog even van het uitzicht daar te genieten.
Dat bruggetje was nog smaller en had een behoorlijk stijle oprit.
Het paste allemaal net.
Na een praatje met de sluiswachter fietste ik richting Vilsteren, pakte nog even m'n derde brug over een oude bocht van de Vecht.
Deze was een stuk breder.
Het was nog niet druk gelukkig, meest bezwete racefietsers.
Dus kon ik in alle rust genieten van een veel te groot hazelnootsoftijsje.
Volgens mij schoot het meisje een beetje uit. 😉
Het laatste stukje naar huis was het al knap warm geworden.
Om 11 uur was ik weer thuis, met bijna 18 km in de beentjes.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten